Als je als kerkgemeenschap afhakende jongeren écht wilt bereiken, benader hen dan met een écht open houding

Kerkverlating onder jongeren is voor veel kerkelijke gemeenschappen een belangrijk terugkerend aandachtspunt. Met de grootst mogelijke zorg wordt door kerkwerkers overlegd hoe en wanneer men het best in gesprek kan komen/blijven met jongeren die dreigen af te haken. Mogelijke kerkverlating is voor veel gelovigen een gevoelig onderwerp, waar over het algemeen zorgvuldig en biddend mee wordt omgegaan. Kerken willen jongeren niet onder druk zetten, maar hen ook niet het gevoel geven dat niemand hen mist. Men begrijpt dat jongeren ruimte nodig hebben voor hun ontwikkeling, maar ziet hen liever niet stilletjes afglijden.

De manier waarop contact wordt gezocht met de ‘randkerkelijke jongere’ is daarom vaak enerzijds liefdevol en betrokken, maar kan anderzijds een schrijnend ongemakkelijke kant hebben. Vanuit de achterliggende gedachte dat de jongere beter af is in de kerk dan daarbuiten, wordt aan de jongere gevraagd wat er moet gebeuren om hem/haar weer in de kerk te krijgen. En voor de duidelijkheid: ik vind dit een mooi gebaar waarmee duidelijk wordt gemaakt dat men echt wil luisteren naar de jongere en dat men mogelijk bereid is dingen aan te passen.

Maar ergens in de vraag klinkt al door dat er iets vastligt. Namelijk dat het toch het allermooist zou zijn wanneer de jongere weer terugkeert naar de kerk.

Het is alsof de jongere niet meer meedoet aan de maaltijden en de verzorgers daarover grote zorgen hebben. Het kan toch niet zo zijn dat hun kind de gezonde voeding links laat liggen en zich enkel nog vol stopt met patat en chips? Hun wanhoop klinkt door wanneer zij het gesprek aangaan. “Maar je moet toch gevoed worden!? Wat kunnen we doen om jou weer te laten eten? En als we nou eens vaker je lievelingsgerecht op tafel zetten? Eet je dan weer mee? Wat kunnen we doen om jou weer aan tafel te krijgen?”

Terwijl deze jongere zichzelf misschien helemaal niet ervaart als ongezond of hongerend. Misschien heeft de jongere wel een andere plek ontdekt waar hij/zij voeding vindt. Misschien heeft hij/zij ontdekt dat hij/zij een allergie heeft voor bepaalde voedingsmiddelen. Misschien heeft hij/zij wel iets gevonden met een veel hogere voedingswaarde.


“Wat kunnen we doen om jou weer terug bij ons aan tafel te krijgen?” kan in deze context een bizarre vraag zijn die veronderstelt dat er buiten de eigen tafel niets gezonds te verkrijgen is én dat de jongere er slecht aan toe is. En begrijp me goed, het is oké wanneer dit gedacht wordt, maar deze (onuitgesproken) basisaanname helpt niet mee om open het gesprek aan te gaan.


Jongeren voelen dit. Ze voelen wanneer hun antwoorden alleen maar tot teleurstelling zullen leiden en ze willen die positie niet. Ze willen niet dat men zich zorgen om hen maakt of dat ze een ‘droevig geval’ zijn.

Ze willen ruimte om te groeien en te verkennen. Om oprecht te mogen zoeken en om los te laten wat niet meer bij hen past.


Wanneer je ooit in je leven een plek hebt gekend waar je je veilig en geliefd hebt gevoeld, waar je voelde dat je volledig vrij was om jezelf te zijn, zal je later in je leven met warme gevoelens terugdenken aan deze plek. Je kunt er zelfs naar verlangen en –indien mogelijk- weer naar terugkeren. De kerk kan zo’n plek zijn. Wanneer zij ruimte geeft en vrij laat.


Zoals de vader uit de gelijkenis van de verloren zoon. Toen zijn jongste zoon hem vroeg om zijn erfdeel, probeerde hij hem niet bij zich te houden, maar gaf hij hem wat hem toekwam en liet hem verzorgd gaan. Geen oordeel, maar een zegen. Ik houd van je. Ga maar.

Het kan voor een kerkelijke gemeenschap verrijkend zijn wanneer zij juist naar haar jongeren luistert. Jongeren zijn volop in ontwikkeling, hun geest staat open, hun nieuwsgierigheid is groot en hun vragen authentiek, origineel en verfrissend. Jongeren zijn dé kans om het stof van oude dogma’s te blazen en te ontdekken dat deze misschien toch wat al te rigide zijn opgesteld en/of worden nageleefd. Jongeren trekken in twijfel wat ouderen inmiddels zó gewoon zijn gaan vinden dat ze er alleen al om die reden aan gehecht zijn geraakt. In die zin kunnen jongeren behoorlijk ontwrichtend zijn.


Maar het is hen niet te doen om het ontwrichten. Hun vragen zijn een uiting van oprechte honger naar een eerlijk antwoord vanuit het hart en niet vanuit het boek(je). Jongeren kunnen vaak niets met van tevoren vastgelegde antwoorden op alle mogelijke vragen. (Catechisatie vinden veel jongeren vreselijk.) Voor ouderen kan het plezierig zijn wanneer zij alvast de antwoorden op zak hebben. Handig voor het geval hun kinderen ooit lastige vragen gaan stellen.


Voor jongeren is het allesbehalve fijn wanneer een ouder(e) een boek erbij pakt als er vragen worden gesteld. Jongeren willen contact. Echt contact met mensen die durven toegeven dat ze het ook vaak niet weten. Die tijdens een gesprek alle boeken dicht durven laten en die zich in de ogen en het hart laten kijken. Jongeren zoeken naar manieren om kwetsbaar mens te zijn. Ze zoeken naar voorbeelden. Ze hunkeren naar inspiratie. Naar echte mensen met echte gevoelens die samen met hen op weg durven gaan. Verkennend en lerend. Niet beamend en onderstrepend en verwijzend naar wat reeds lang geleden werd vastgelegd.


In een omgeving waarin vrijwel alles vastligt, ervaren jongeren geen ruimte voor hun eigen inbreng, hun eigen uniek-zijn. Dit is één van de hoofdredenen van kerkverlating.

Door jongeren te beschouwen als kansen voor de gemeente, creëer je ruimte voor hun unieke en frisse kijk op het leven en op de kerk.

Tegelijkertijd kan je hen leren dat hun visie op sommige ouderen bedreigend overkomt, omdat zij erg gehecht kunnen zijn aan het bekende. Ze kunnen leren dat het voor sommige ouderen net zo frustrerend is om met jongeren in één ruimte te zitten als het voor jongeren kan zijn om met ouderen samen op te trekken. Wees eerlijk en echt. Deel je angst en frustratie. Dan ben je een uitnodiging aan jongeren om ook eerlijk te delen wat hen bezighoudt.


Dan vertellen ze je bijvoorbeeld dat ze een hekel hebben aan orgelmuziek. En dat de band, die er speciaal voor hen gekomen is, het in de verste verte niet haalt bij de muziek die ze zelf luisteren. Zorg dat je helder krijgt wat het de jongere kost om zich aan te passen aan de reeds bestaande structuren binnen de gemeente. Bedank hen voor hun geduld en aanpassingsvermogen. Erken hen. Zie hen. Niet alleen met argusogen, wanneer ze steeds minder hun gezicht laten zien.


Vertel het die jongere eerlijk: “Joh, ik vind het heel lastig om dit gesprek aan te gaan, want ik ben bang dat jij denkt dat ik dit doe om je weer terug in de kerk te krijgen. En eigenlijk is dat ook wel een beetje zo. Ik maak me zorgen omdat ik je nooit meer zie in de kerk. Maar ja, dat komt omdat ik geloof dat het goed is om naar de kerk te gaan. Jij denkt daar misschien anders over? Ik ben benieuwd naar je verhaal, maar realiseer me tegelijkertijd dat jij geen enkele reden hebt om dit met mij te delen. Ik hoop dat je mensen hebt met wie je kunt praten wanneer er iets is dat je bezighoudt? Ik wil je in elk geval laten weten dat ik er voor je wil zijn. Ook wanneer je besloten zou hebben om nooit meer een voet over de drempel van de kerk te zetten. Ook wanneer je nu niet wilt praten, maar misschien over een paar jaar wel. Ook wanneer je dan alsnog niet naar de kerk wilt. Ik wil je laten weten dat je, net als ik, vrij bent je eigen weg te kiezen. En als dat niet meevalt, wil ik er voor je zijn.”


Kerkverlatende jongeren zijn geen probleem, maar een kans. Ze zijn als een spiegel waarin je als kerkgemeenschap jezelf kunt afvragen of je een plek bent geworden waar mensen graag zijn.

Een spiegel waarin je nadenkt over hoe je je verhoudt tot degenen die zijn vertrokken. Heb je hoofdschuddend besloten dat ze op de verkeerde manier zijn gaan denken, dat ze een rotte appel bleken op de fruitschaal, of ben je in staat hen vol vreugde en liefde om de hals te vallen wanneer je hen weer ziet (zoals de vader in de gelijkenis van de verloren zoon)?


Zorg dat je een plek bent waar mensen met warme gevoelens aan terugdenken. Een plek om naar terug te keren. Een plek om te blijven.

En zelfs dan zullen er altijd mensen zijn die beter gedijen buiten de groep. Ik vind het ontroerend te merken dat er kerkverlaters zijn die een liefdevolle band blijven ervaren met de groep die ze bewust verlaten hebben. Ik ben daar zelf één van.

Wat ik leerde over ‘kerkverlating’ is dat de grens tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ niet bepaald wordt door de deuren van een kerkgebouw.

Hartelijke groet,
Inge Bosscha 
Coach voor Kerkverlaters

Op Dogmavrij kan je lekker gratis lezen zonder reclame of betaalmuur. Zo sluiten we niemand buiten. Neemt niet weg dat er – met alle liefde – veel tijd en geld in deze website wordt gestoken. Heb jij misschien iets (gehad) aan de artikelen, de series, de steungroep of andere projecten? Zou je dan willen overwegen om dit werk te steunen? Dat kan via http://petje.af/ingebosscha Dank je wel!

About Inge Bosscha

Aandachtig, openhartig, (zelf)kritisch en verbindend. Trainer, coach en inspirator. Deskundige op het gebied van (het loslaten van) aangeleerde religieuze dogma's en belemmerende overtuigingen.

1 Response

  1. Ype Akkerman

    Ik ben altijd min of meer betrokken geweest bij beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten. Dat zit ook altijd vol van goede bedoelingen.

Jouw reactie kan anderen tot steun zijn.