Site pictogram Dogmavrij

Als een vis op het droge

“Waar kom je vandaan?” vroeg hij haar.
Ze schrok van zijn vraag. Het was of alles in haar verstijfde. Ze voelde hoe het bloed naar haar wangen steeg. “Ik ben niet van hier”, zei ze zachtjes en ze wendde haar blik af in de hoop dat hij niet verder zou vragen.

Hij keek haar glimlachend aan. “Het is oké” zei hij, “ik doe je niets”. Ze schonk hem de voorzichtige glimlach waarvan ze wist dat hij die verwachtte en bleef inwendig nog net zo op haar hoede als voorheen.
“Niet van hier, dat zie ik wel, maar waar kom je dan vandaan?”

Zenuwachtig frunnikte ze aan de ingenieus gevormde water- en zuurstofinstallatie die ze bij zich droeg. Hij volgde de bewegingen van haar handen en verplaatste zijn aandacht naar haar last. “Dat moet wel zwaar zijn”, zei hij, “waarom draag je dat met je mee?” Het fascineerde hem dat ze zich blijkbaar zo geneerde. Hij schonk haar nog eens een aanmoedigende glimlach en vroeg zich af waarom ze zo gespannen was.
Zachtjes klonk het: “Ik kom uit de zee.”

In de stilte die volgde, raasden de vragen door hem heen. Waarom? Waarom was dit zee-schepsel op het land gekomen? Had iets op het land haar aangetrokken? Had iets in de zee haar afgestoten? Hij voelde een enorme bewogenheid met dit kleine wezentje dat zo dapper haar last droeg, terwijl ze zich er ook voor leek te schamen.

Hij wilde iets voor haar doen. Hij zag hoe de last haar bijna te zwaar werd.
Zij keek door haar wimpers naar zijn reactie. Zijn zwijgen maakte dat ze last kreeg van paniekerige gedachten. Hij zou haar afwijzen… hij zou het niet begrijpen… het stom vinden dat ze zo moeilijk deed… niet begrijpen waarom ze niet gewoon in het water gebleven was… Maar hoe legde ze uit dat…

Ze zag hoe hij een uitnodigend gebaar maakte. “zal ik je helpen dragen?” vroeg hij vriendelijk. Ze schudde haar hoofd. “Dat kan niet. Dan ga ik dood. Ik moet dit dragen. Ik kan niet zonder.”

Hij zag hoe haar ogen glinsterden. Ze voelde haar wangen prikken. “Je bent de eerste die niet zegt dat ik dit”, en ze wees met haar schouder naar de installatie op haar rug, “niet nodig heb. Je moest eens weten hoeveel mensen ik ontmoet die tegen me zeggen dat ik dit niet nodig heb, omdat ze het zelf ook niet nodig hebben. Dat ik niet zo vreemd moet doen. Maar zie je, mijn hele systeem is niet gevormd voor het leven hier.”

“Maar waarom… waarom ben je dan hier gekomen?”

Ze keek hem even recht in zijn ogen. Hij zag haar tranen en hoorde hoe ze zachtjes begon te vertellen. “De zee waar ik geboren ben zit vol met gif”, zei ze. “De wezens die daar wonen hebben dat niet in de gaten. Het gif heeft van hen lege omhulsels gemaakt. Ze kunnen niet meer zelfstandig nadenken en voelen. Ze doen de dingen omdat het nou eenmaal zo hoort en omdat het hen door anderen is opgedragen en geleerd. Zij zien geen gif, maar voeding. En ze voeden zichzelf en hun kinderen met datgene dat hen verdoofd en langzaam maar zeker zal doden.
Toen ik er op een dag achter kwam dat het niet klopte, heb ik eerst geprobeerd om de hele groep te redden. Om op te ruimen, om de aandacht te vestigen op alles wat niet klopte en wat stonk. Maar ze wilden het niet zien, ze wilden niet naar me luisteren.
Ze hebben me verteld dat ik geestelijk niet in orde was en dat ik last had van waanideeën. En ik had ze dat vaker zien doen, bij anderen. Er waren er al meer geweest die hadden geprobeerd om te vertellen dat ons voedsel geen voedsel was, maar gif. Niemand van hen zag ik ooit terug…. Momentje hoor”, en ze rommelde wat aan de installatie op haar rug. Het ding borrelde wat en ze haalde even diep adem. “Ik wist dat ik de keuze had. Blijven en een robot worden of weggaan en incasseren wat er dan komt. Ik koos om te gaan.

Ze zeiden dat het m’n dood zou worden. Dat wij zeemensen niet kunnen leven op het land. Ik was doodsbang, maar ik wilde liever sterven dan als een dode te moeten leven.

Voordat ik het land op kon, heb ik in een afgelegen gebied gewoond in diezelfde zee. Ik heb daar les gekregen van een zeemens die zich tot levensdoel had gesteld om zich te ontfermen over de ‘ontkoppelden’ en hen te helpen zich klaar te maken voor het leven op het land. Ik kreeg les over de vele soorten gif die ik had binnengekregen en ik leerde om mezelf daarvoor af te schermen. Er waren daar bakken met zuiver water… daarin te zijn was een verademing en tegelijk deed het zo’n pijn. Het was alsof het gif zich een weg naar buiten vrat… elke porie van m’n lichaam deed pijn. Ik kon soms alleen maar huilen…”

Even was ze stil. Ze tuurde in de verte. Hij zweeg. Hij zag de pijn op haar gezicht en wachtte vol mededogen tot ze weer verder kon.

“En nu ben ik een landmens geworden. Ik had nooit kunnen vermoeden dat het zo zwaar zou zijn. Ik kan niet zonder mijn installatie. Ik heb altijd pijn door het dragen van mijn last. Maar ik ben wèl levend!” En hij zag de triomf op haar gezicht.

“Het is moeilijk om je leven lang miskend te zijn. Zowel in de zee van gif als hier op het land denken mensen dat ik mij aanstel. Dat ik dingen zie die er niet zijn of dat ik last heb van dingen waar ik geen last van zou hebben als ik niet zo moeilijk deed… zoals deze installatie…. Omdat de meeste mensen dit niet nodig hebben, vinden ze mij een aansteller als ik het wel nodig heb…”

“Maar weet je”, zei ze met een glimlach,”als ik kijk naar waar ik vandaan kom, dan ben ik trots op mezelf! Ik heb het overleefd! En ik LEEF! Ze sloeg de doek die ze om zich heen droeg een klein stukje opzij en toen zag hij een klein wezentje dat tegen haar aan lag te slapen. “Ik ben dan wel niet tot alles in staat door de installatie die ik met me meedraag, maar ik ben ook niet giftig meer! Mijn kleintje zal opgroeien in een andere wereld dan waarin ik opgroeide. Ik weet er de weg niet zo goed en ik voel me hier vaak ontheemd, maar ik vóel in elk geval! En ik voel zoveel liefde door me heen stromen… en dat… dat is me ALLES waard!”

Ze was stil en kuste zacht het kleintje, dat onverstoorbaar door bleef slapen.

“Dank je” zei ze en haar stem klonk geroerd. “Dank je voor het luisteren. Dank je wel omdat je me zag en je voor me openstelde.”


Bovenstaand verhaal schreef ik jaren geleden, toen ik nog nooit van de term RTS had gehoord.

Met dit verhaal wil ik iedereen die het afgelopen jaar naar mij luisterde, heel hartelijk bedanken.

Wanneer je jezelf hierin herkent, draag ik het op aan jou.

Mobiele versie afsluiten