De grondslag en de organisatie van de Geref. Kerken in Nederland zijn na de Dordtse Synode (1618/19) officieel van kracht gebleven tot 1816.
In dat jaar werd de grondslag (de Heilige Schrift en de Drie Formulieren van Eenheid) in de praktijk op losse schroeven gezet: er werd een nieuw ondertekeningsformulier voor predikanten ingevoerd.
Vóór 1816 beloofden predikanten trouw aan de belijdenis omdat die overeenkomt met de bijbel.
Vanaf 1816 werd dat voorzover die overeenkomt met de bijbel.
Hiermee werd vrijheid van leer officieel toegestaan in de kerken.
Verder werd de Dordtse Kerkorde afgeschaft en vervangen door een nieuw “Reglement voor de inrichting van de Nederlands Hervormde Kerk’. Hierin werd bepaald, dat het hoogste gezag in de kerken niet meer zou berusten bij de plaatselijke kerkenraden, maar bij een (ten dele door de overheid benoemde) generale synode.
De plaatselijke kerken werden tot plaatselijke afdelingen van de landelijke kerk. (Zo is het nog altijd: je spreekt wel over een landelijk hervormde kerk, maar plaatselijk dragen ze de naam ‘hervormde gemeente’.)
Binnen de hervormde kerk bestaan wel verenigingen van gemeenten en kerkleden, die terug willen naar de oude grondslag en organisatie, bijv de confessionelen en de gereformeerde bond. Zij zijn ondanks allerlei bezwaren in de hervormde kerk gebleven “omdat je een zieke moeder niet moet verlaten”. Zie echter art. 28 NGB.
(En in mijn map stond bij het woord “zieke” een pijltje naar het woordje “ongehoorzame”, dat ik erbij geschreven had n.a.v. de uitleg van onze dominee.)