Recensie van het boek ‘Hoor nu mijn stem’ door Franca Treur.
Franca Treur schreef opnieuw een boek waarin de wereld van bevindelijk gereformeerden zowel de inspiratiebron als het decor is. Er zijn qua sfeer en achtergrond veel overeenkomsten met haar -inmiddels verfilmde- debuutroman ‘Dorsvloer vol confetti’, maar daarnaast geeft de introspectieve en psychologische insteek dit boek een nieuwe, fijngevoelige rijkdom en diepte.
In ‘Hoor nu mijn stem’ klinkt een stem die te lang gesmoord werd in een zwaar zwijgend milieu. Een stem die er voor niemand echt toe deed, overwoekerd door stelligheid en aannames, maar die desondanks een sprankelende, authentieke helderheid blijkt te bezitten. Een stem waarnaar ik met genoegen, herkenning en ontroering heb geluisterd.
Omdat haar ouders verongelukt zijn toen ze nog maar 3 jaar was, groeit hoofdpersoon Gina op bij haar opa en zijn twee zussen, tante Ma en tante Sjaan, dichtbij een dorpje op het Zeeuwse eiland Walcheren.
Tante Ma heeft het in ‘refo’-kringen zeldzame voorrecht ontvangen dat ze zekerheid heeft over haar eeuwige bestemming. Zij is ‘bekeerd’. Ze heeft op haar 16e een bijzondere gebeurtenis meegemaakt, terwijl ze nietsvermoedend stond te strijken, waarbij God haar duidelijk deed ervaren dat hij ‘lust had in haar’.
Gina hunkert naar haar eigen bijzondere ervaring, haar ‘bekering’. Als serieus, beschouwend en wellicht wat zwaarmoedig aangelegd meisje denkt ze hier veel over na. Wanneer is het echt? Hoe weet je dat je geen ‘naamchristen’ (hypocriet) bent?
“Soms, als er niemand in de buurt was, ging ik huilend tekeer tegen mijn eigen verdorvenheid en dacht ik de ergst mogelijke dingen over mezelf, in de hoop dat dit zondebesef me geschikt zou maken voor genade. Maar dan voelde ik me weer te slinks, omdat ik er een bedoeling mee had, terwijl je gewoon alleen maar reddeloos hoorde te zijn.”(blz 70)
Gina vindt zichzelf een aanstelster en een naamchristen. In haar oordeel over zichzelf schemert een wereld vol tot waarheid verklaarde verhalen door. In alle ernst verinnerlijkt door een meisje dat er hartgrondig naar verlangt dat God haar wil.
“Ik wist dat de Heere Jezus aan het kruis gespijkerd was voor alle soorten zonden. Maar alleen als je wedergeboren en bekeerd was, als je je zonden beleden had en als God ze je vergeven had. In mijn gebeden benoemde ik mijn zonden zo zorgvuldig mogelijk, al was dat deels voor de vorm, want God wist ze toch al. Eigenlijk vertelde ik meer over hoe het gekomen was, maar ook dat wist Hij al. Diep in mijn achterhoofd was er altijd dat knagende besef dat Hij mij nooit zou vergeven, omdat Hij mij niet moest. Ik begreep dat heel goed. Ik moest mezelf ook niet.” (blz 64)
Gina is erg bang voor de duivel en zijn trawanten, de onreine geesten.
“Voor de onreine geesten was een naamchristen een simpele prooi. Waarom zou God iemand beschermen in wie Hij geen welbehagen had? Al woonde ik in het huis van een rechtvaardige, ’s nachts lag ik ver bij tante Ma vandaan, en ik wist niet of ze ook in mijn slaapkamertje kwamen.” (blz 70)
Terwijl ik het boek las, kwam de in het boek onuitgesproken, maar misschien wel gesuggereerde vraag in me op of er een verband kon zijn tussen het hunkeren naar een uitblijvende bekering en stuklopende relaties. Iemand die lust in je heeft. Iemand die er werkelijk is.
“Je kunt het alleen kríjgen. De kans dát je het krijgt, is alleen heel erg klein. Piepklein. Terwijl mensen juist zo graag gerust willen zijn. Gerustgesteld willen worden. Zodat ze er niet langer over hoeven na te denken.
Net als in de liefde. Dat viel haar nu pas op.” (blz 78)
Liefde is in mijn beleving een centraal thema in het boek. Misschien is het boek ten diepste zelfs wel een zoektocht naar liefde. Op allerlei manieren lijkt ‘verzoening met (de bron van) het leven zelf’ een rode draad te zijn. Een diep oerverlangen naar je gehoord, geliefd en gekoesterd weten. Een verlangen naar vergeving, ont-schuldiging en liefde.
“Telkens weer waren haar liefdes haar ontglipt. Telkens wanneer bleek dat ze écht van haar hielden, wist ze niet meer hoe te antwoorden.” (blz 344)
Wanneer Gina als volwassene terugkeert naar de omgeving waarin zij opgroeide om voor tante Ma te zorgen, die in de eindfase van haar leven is, levert haar introspectieve vermogen haar steeds weer beschouwende inzichten op, waarvan de lezer volop kan meegenieten.
“Tante Sjaan was altijd tevreden geweest onderdeel van de wereld te zijn, maar tante Ma had hem moeten hervormen, voor zover dat in haar macht lag. En Gina had de pech gehad in haar macht te liggen. Gina had steevast gevoeld dat tante Ma haar tegenwerkte, niet in eerste instantie omdat dat goed of gezond voor haar werd geacht, maar omdat het paste bij tante Ma’s leerstellige ideeën over wat een gereformeerde manier van leven was.
En ook nu stonden ze kil tegenover elkaar. Tante Ma’s ziekte veranderde niets.
Geen liefde dus. Wel een schuldgevoel dat ze haar de laatste maanden zo verwaarloosd had. En ook iets behoeftigs. Een hunkering naar troost, naar het vertrouwde van vroeger dat – zo bleek maar weer – op zichzelf niets troostends heeft, behalve de troost die schuilt in die vertrouwdheid zelf.” (blz 208)
Terug op het Zeeuwse platteland bij haar oudtante, waar de tijd lijkt stil te staan en radio en televisie nog steeds niet lijken te bestaan, overdenkt Gina haar stukgelopen relaties in de breedste zin van het woord.
“Als je niet kon bereiken wat God wil dat je bereikt, dan moest je proberen God te vergeten. En zo was het ook in de liefde. Het drong ten volle tot haar door: als je niet kon geloven de uitverkorene te zijn, als je daardoor niet kon liefhebben, dan moest je ophouden met het proberen, tot je zover was dat je iets te bieden had om van te houden.” (blz 346)
Dat Gina iets te bieden heeft blijkt onder andere uit de krachtige ontmaskering van haar eigen gedachten over tante Ma, die ze in haar fantasie tot ‘boosdoener’ had gemaakt.
Tante Ma “ (…) had niet kunnen voorzien wat uiteindelijk het gevolg zou zijn, namelijk dat zij met elkaar waren opgescheept, twee personen die elkaar volgens totaal verschillende maatstaven beoordeelden, de goddelijke en de menselijke, en bij elkaar niet bijster hoog uitkwamen, zodat hun samenzijn voornamelijk een optelsom was geworden van opoffering en zinloze strijd (…).” (blz 347)
“Hun geklonkenheid was geen daad, noch van agressie, noch van liefde, maar een gril van het universum. Liefde en verwachtingen waren hun eigen toevoegingen en daar kwam alle ellende van, zie het verhaal van Job.” (blz 348)
Daarmee lijkt zij zich te verzoenen met haar afkomst en geschiedenis.
Uit de slotzinnen van het boek blijkt Gina volop voor liefde te kiezen, zowel voor tante Ma als voor zichzelf, wanneer zij haar ware gezicht toont. Dat het juist op dat moment onmogelijk is om oogcontact te maken met de vrouw die haar heeft opgevoed, laat mij achter met zeer veel gedachten en gevoelens van verbijstering en ontroering.
Een krachtig boek dat ik van harte aanbeveel.
Tot slot nog één citaat van Gina:
“Haar groeiende kennis van religies had haar verlost van de angst het verkeerde te doen. Ze werd ’s morgens wakker en keek om zich heen en dacht: gelukkig, het is allemaal niet waar. Niemand noteert mijn gedachten, niemand weet van mijn dromen. Ik heb vannacht geen kwaad gedaan. En dan haalde ze adem, eerst voorzichtig en dan voluit.
Na al die jaren gebeurde het natuurlijk vaak genoeg dat ze daar ’s ochtends helemaal niet meer aan dacht, maar die ruimte van opluchting was er nog steeds. Een onnoemelijk groot geluk, dat als een lichtstraal haar leven was binnengedrongen en haar ziel had opgeklaard, waarvoor ze ongelofelijk dankbaar was (maar wie moest je bedanken?).” (blz 342)
- Nederlandstalig
- 349 pagina’s
- ISBN: 9789044629125
- oktober 2017
Ik had het voorrecht Franca Treur te mogen interviewen. Je leest dit interview hier: >KLIK<