Gerda is volwassen, heeft een uitstekende intelligentie en gelooft nog in Sinterklaas. Echt waar. Dus ging ik haar interviewen.
Lekker, pepernoten! Ik vis er een paar uit het schaaltje dat uitnodigend op tafel staat en ga op de bank zitten. Gerda, die haar mond al open had om te vragen wat ik wilde drinken, kijkt me verbijsterd aan. “Nee, nee! Die pepernoten zijn niet voor zómaar, die gebruik ik alleen tijdens mijn Heilige Ontmoetingen!” In de stilte die volgt hoor ik in mijn oren de genadeloze echo van pepernoten die door kiezen vermalen worden. Mijn kiezen. Het is duidelijk dat dit geen Heilige Ontmoeting is.
Na mijn verontschuldigingen besluit ik het voorval maar gelijk te gebruiken als bruggetje naar mijn eerste vraag. “Wat bedoel je eigenlijk met ‘Heilige Ontmoetingen’?”
Gerda begint vanuit de open keuken te vertellen. “Je weet dat Sinterklaas voor mij heilig is. Ik geloof dat Hij echt bestaat en dat Hij alles wat Hij heeft, schenkt aan de wereld. Als symbool voor Zijn liefde gebruik ik pepernoten, omdat, nou ja, daar was Hij bijzonder royaal mee en daar heb ik Hem van leren kennen.”
Ik kijk hoe ze zorgvuldig wat druppels koffie van een dienblad veegt, voor ze ermee naar de kamer komt.
“Elke ochtend en elke avond ga ik op mijn knieën zitten en neem een pepernoot in mijn mond. Terwijl ik de pepernoot langzaam laat smelten, denk ik aan wat Hij allemaal gegeven heeft en hoe dankbaar ik Hem ben. Hij voelt dan zo dichtbij, bijna alsof ik Hem kan aanraken.”
Ik weet even niet wat ik moet zeggen. De tegenstelling tussen een zacht smeltende pepernoot en de bruusk verbrijzelde pepernoten van daarnet kan ik nauwelijks verdragen.
“Het is oké”, zegt Gerda, die mijn gedachten lijkt te raden, “jij kon niet weten wat het voor mij betekent en voor jou is het helaas heel anders.”
“Maar Gerda, ik begrijp iets niet. Ik wil je niet kwetsen hoor, maar jij weet toch ook dat Sinterklaas ehm.. een verklede man is? Mijters, mantels, staffen en baarden kan je gewoon huren en kopen. Dat weet je toch? Hoe zie jij dat dan?”
Gerda lacht. “Ja joh, dat weet ik natuurlijk best, ik ben niet gek, haha! Natuurlijk zijn dat allemaal nepsinterklazen. Het is alleen dat ik geloof dat er ook een échte bestaat, de Enige Ware Sint, en dat die er nog steeds is en ook voor altijd zal blijven bestaan. Lang geleden heeft Hij echt geleefd hier op aarde, maar nu is Hij alleen nog met zijn Geest aanwezig. Je kunt Hem niet meer zien, maar je kunt Hem wel ervaren.”
“Hoe dan?”
“Nou, bijvoorbeeld tijdens de Heilige Ontmoetingen. Dan raak ik vaak ontroerd. Ik voel dan heel sterk Zijn aanwezigheid. Maar eigenlijk ben ik mij de hele dag door bewust van het feit dat Hij bij me is, bij alles wat ik doe. En dat Hij mij de kracht geeft en de juiste dingen op mijn pad brengt. Dat geeft me zoveel rust en vreugde. Dat kan je niet verzinnen Inge, dat is echt!”
“Ik probeer te begrijpen hoe het kan dat jij gelooft in iets dat je niet kunt zien. Ik bedoel, ik ben ook regelmatig ontroerd en ik voel me ook rustig en blij, dus ik zou net zo goed kunnen geloven dat dit door de Enige Ware Sint komt. Ik weet niet.. ik ken eigenlijk niemand die dat gelooft, dus ik ben nooit op het idee gekomen om er zo naar te kijken. Hoe kwam jij op dat idee?”
“Nou.. idee.. het is wel wat meer dan dat he.. maar goed, ik begrijp je vraag. Voor mij is het juist ondenkbaar dat de Enige Ware Sint níet zou bestaan. Mijn ouders geloofden ook in Sinterklaas. Mijn ooms en tantes, de vrienden van mijn ouders, mijn grootouders… ik kan me niet herinneren dat ik als kind ooit mensen sprak die níet in Sinterklaas geloofden. Dus voor mij is het net andersom. En ja, als je het dan ook echt zélf ervaart, dan begin je te begrijpen dat het niet alleen maar een verhaal is, maar dat het werkelijk zo is.”
Geboeid luister ik hoe Gerda vertelt over de wonderen die Sinterklaas in haar leven heeft gedaan. Laatst nog, toen de gebroken arm van haar neefje zo goed en snel herstelde. Ze had er ook om gevraagd aan Sinterklaas. Sterker nog: de arm van haar neefje was op tientallen verlanglijstjes als genezingsverzoek ingediend. Er bleek een heel netwerk te zijn van gelovigen, die gezamenlijk verzoeken indienden.
Gerda legde uit hoe erg het was dat zoveel mensen zo achteloos voorbij gaan aan de geschenken en het bestaan van Sinterklaas. “Het is ons levensdoel om Hem dankbaar te zijn en Hem te eren. Zo velen lopen hun doel mis en dat is eeuwig zonde. Het enige dat ik kan doen is een goed getuige zijn van de vreugde die het geeft om bij Sinterklaas te horen. Als je in Hem gelooft, hoor je bij Hem. Eigenlijk is het heel simpel. Alleen gelovigen mogen straks voor eeuwig bij Hem wonen in zijn magisch kasteel met de vele kamers.”
Op mijn vraag wat er gebeuren gaat met mensen die niet in Sinterklaas geloven, kijkt Gerda me ernstig aan. “Je kent de verhalen toch, over de roe en de zak? Die verhalen zijn waar. En ook het dikke boek bestaat echt. Zorg ervoor dat jouw naam in dat boek des levens terecht komt, zodat Sinterklaas later niet zal zeggen dat jij Hem nooit hebt willen kennen! Ik zal vanaf vandaag jouw naam elke dag op mijn verlanglijstje zetten. Sinterklaas kan wonderen doen in jouw hart. Echt, let maar eens op!”
“Maar wat vraag je dan precies?” wil ik weten.
“Ik vraag of jij het ook mag gaan inzien. Of jouw ogen geopend mogen worden.”
“Bedoel je dat ik nu blind ben?” Ik tuur naar het gezicht van Gerda, dat zacht begint te kleuren. Dan kijkt ze me dapper aan en zegt: “Ja, ik kan het niet anders zeggen. Ik denk dat je verblind bent. En ik zie het ook alleen maar omdat ik erop gewezen werd, mijn ogen zijn geen haar beter dan de jouwe. Ik kijk echt niet op je neer, maar ik denk wel dat je de dingen niet goed ziet.”
Ik ben even stil. Ik herken dat idee dat je eigenlijk vindt dat de ander niet echt een helder beeld van de werkelijkheid heeft. Sterker nog, de reden dat ik Gerda wilde interviewen was omdat het me wel leuk leek me te verdiepen in de wereld van iemand die een beetje een rare kijk op de werkelijkheid heeft.
“Zeg eens eerlijk”, vraagt Gerda me, terwijl haar ogen me vriendelijk aankijken, “wat zou je willen dat ik deed? Met mijn visie op hoe dat zit met Sinterklaas en het dikke boek enzo, zou je echt willen dat ik jouw naam niet op mijn verlanglijstje zou noemen? Dat zou toch betekenen dat het mij geen klap uitmaakt hoe het nu en in de toekomst met jou gaat? Ik noem jouw naam juist omdat het me wel uitmaakt en omdat ik om je geef.”
Terwijl we de oprechte betrokkenheid in elkaars ogen zien, hebben we een openhartig gesprek over hoe het voelt wanneer de ander eigenlijk wil dat je op een andere manier tegen dingen aan gaat kijken. Ik vertel Gerda dat ik eigenlijk ook het liefst had gewild dat we nu samen lekker pepernoten zaten te schranzen en dat we het over de belangrijkste dingen in het leven gewoon eens waren. We spreken naar elkaar uit dat het eigenlijk best pijnlijk is om zo wezenlijk van inzichten te verschillen. Dat dit een afstand schept.
En we besluiten om de komende tijd ons best te gaan doen om deze afstand te overbruggen, waarbij zij in Sinterklaas mag geloven en ik dat niet hoef.
In mijn enthousiasme zeg ik: “Hé ja, en dan zetten we volgende keer gewoon 2 schaaltjes pepernoten op tafel. Eentje om van te eten voor mij en eentje die heilig is voor jou!” Ik schrik van Gerda’s reactie. Ze lijkt wel ineen te krimpen. “Sorry”, zegt ze zacht, “maar dat kan ik niet aanzien. Ik kan het gewoon niet verdragen hoe anderen omgaan met wat voor mij heilig is.” Ik zie de pijn in haar ogen en schaam me voor mijn voorstel, dat ineens zo stompzinnig lijkt.
Als we écht willen proberen om plezierig samen te zijn, op een manier waarbij we ons beiden niet veroordeeld voelen, zullen we ons eerst goed moeten verdiepen in elkaars belevingswereld. We zullen moeten luisteren naar hoe dingen voor de ander zijn. Niet om te veroordelen, maar om te begrijpen.
als het zo zit na 38 jaar: gun ik het haar van harte. Ze is uniek!
Wat mooi, die ruimte die je voor haar wilt maken! 🙂
Wat een goede metafoor. Zou dat voor mensen een ogenopener kunnen zijn?
Wie weet…? 🙂 Dank je wel Maria 🙂
Prachtig stuk, Inge!
Dank je wel, Jan Martin 🙂
Wat een geluk! Het mooie hiervan is ook dat je je helemaal niet gedwongen hoeft te voelen in de Goedheiligman te geloven. Die bestaat immers niet. Dat is welk zeker
🙂 En dat mag iedereen dan weer zelf weten 😉 (Maar dat is mijn dogma-van-jewelste 😉 )
Lieve Inge,
allereerst heb ik smakelijk om dit blog gelachen, dit kon toch onmogelijk serieus bedoeld zijn.
Toch begon de twijfel aan mij te knagen want ik meen jou goed genoeg te kennen om aan te nemen dat jij heel jouw achterban een dergelijke grap niet zou serveren.
Dan maar even opnieuw beginnen met lezen en nu goed opletten wat er eigenlijk staat.
Waar een schaaltje snoepgoed klaar staat als was het de meest simpele vorm van gastvrijheid blijkt dit een totaal onbekend ritueel voor te stellen. Als jij daarop gewezen wordt stel jij je onmiddellijk ondergeschikt op, jammer vind ik dat.
Als zij die pepernoten ritueel op wil sabbelen, laat zij ze dan op haar nachtkastje zetten en niet uitnodigend op de salontafel, waar zij aan de visite een heel andere boodschap verkondigen.
Gerda is ongetwijfeld religieus opgevoed en heeft Sinterklaas tot speerpunt van haar geloof gemaakt. Hoe anders verging het mij. Zoals ik jou al eerder liet weten kwam ik er zelf op ongeveer vijfjarige leeftijd achter dat Sinterklaas een leugen was en trok dat met mijn kinderlijke logica door naar de mij aangeleerde god, die dan ook wel een leugen zou kunnen zijn. Nooit is er enig bewijs of stevige aanwijzing voor het bestaan van een god op mijn pad gekomen dus werd ik zonder enig godsbeeld atheïst, of liever realist.
Bepaald vermakelijk is het stukje waarin Gerda het verhoren van haar gebeden om genezing van de arm van haar neefje beschrijft. Ik had eigenlijk liever gezien dat zijn arm geamputeerd had moeten worden en het resultaat afgewacht van haar gebeden of die arm weer mocht aangroeien.
Het is mij natuurlijk om het even wat Gerda er van bakt zolang ze maar niet met de roe gaat slaan of mensen in de zak stopt.
En dan de belangrijkste alinea van dit blog :
“In mijn enthousiasme zeg ik: “Hé ja, en dan zetten we volgende keer gewoon 2 schaaltjes pepernoten op tafel. Eentje om van te eten voor mij en eentje die heilig is voor jou!” Ik schrik van Gerda’s reactie. Ze lijkt wel ineens te krimpen. “Sorry”, zegt ze zacht, “maar dat kan ik niet aanzien. Ik kan het gewoon niet verdragen hoe anderen omgaan met wat voor mij heilig is.” Ik zie de pijn in haar ogen en schaam me voor mijn voorstel, dat ineens zo stompzinnig lijkt.”
In deze alinea leg jij,- wellicht onbedoeld en ongeweten,- haarscherp vast waar het momenteel in de westerse wereld scheef gaat : ik mag er toch wel van uit gaan dat ik dat niet nader hoef uit te leggen.
En wederom stel jij je ondergeschikt op, jouw briljante voorstel om op gelijkwaardige voet samen te zijn klasseer jij zelf als stompzinnig in je ijver om de gekkigheid van Gerda te respecteren. Die gekkigheid is in mijn beleving stompzinnig, niet de gelijkwaardigheid die in jouw voorstel besloten ligt. Zij doet geen enkele moeite om jou tegemoet te komen, waarom verbaast me dat nou toch niet?
Tot slot :
“Als we écht willen proberen om plezierig samen te zijn, op een manier waarbij we ons beiden niet veroordeeld voelen, zullen we ons eerst goed moeten verdiepen in elkaars belevingswereld. We zullen moeten luisteren naar hoe dingen voor de ander zijn. Niet om te veroordelen, maar om te begrijpen.”
Ja, juist, ja, jij moet smachtend naar haar schaaltje pepernoten kijken waar jij af moet blijven maar jouw schaaltje eetbare pepernoten is onverdraaglijk…….
Lieve Jos,
Dank je wel voor je uitgebreide reactie! 🙂
“… stel jij je onmiddellijk ondergeschikt op, jammer vind ik dat “
*Grijns* Dat heb ik met opzet zo gedaan, om te laten zien hoe het vaak gaat. Hoe automatisch je jezelf in de hoek gezet voelt, als was je degene die het ‘fout’ deed.
Toch veroordeelt Gerda mij niet. Later zegt ze zelfs dat ik er ook niets aan kon doen.
Maar je merkt tegelijkertijd aan alles dat ze zichzelf als norm stelt (en wie doet dat niet?) door zelf niet iets te zeggen als “Oh ja sorry, die pepernoten had ik eigenlijk weg moeten halen” en wel op te merken dat het voor mij ‘HELAAS anders is’.
“Als zij die pepernoten ritueel op wil sabbelen, laat zij ze dan op haar nachtkastje zetten en niet uitnodigend op de salontafel, waar zij aan de visite een heel andere boodschap verkondigen.”
En wat nou als die salontafel een soort heilige plek is waar de heilige pepernoten bewaard worden voor de heilige rituelen? Het is haar huis, waar ze mag doen wat ze wil.
Niemand doet iets verkeerd, maar er zijn wel aannames die niet goed werken. Ik ga er vanuit dat de pepernoten voor algemeen gebruik zijn en daar zelfs speciaal voor klaargezet zijn. Gerda gaat er vanuit dat ik er wel vanaf zal blijven.
Je denkt dat ik “wellicht onbedoeld en ongeweten” iets duidelijk maak in wat volgens jou de belangrijkste alinea van het stuk is. Precies dat punt van ongelijkheid is wat ik heel bewust zo heb proberen over te brengen. 🙂
Je kunt het vergelijken met bijvoorbeeld vloeken. Iedereen mag zelf weten welke woorden hij gebruikt. Je hoeft je niet de mond te laten snoeren door een ander. Maar we zijn wel allemaal verschillend in gevoeligheden en gewetensontwikkeling. Ik denk dat we een fijnere maatschappij creëren wanneer we er vaker voor kiezen om rekening te houden met de ‘zwaksten’ qua gevoeligheden.
Zo werkt dat in een klas ook, waar een kindje met pinda-allergie zit, waardoor andere kinderen gevraagd wordt om geen pindakaas op brood te doen. Kinderen zijn over het algemeen prima bereid om dit voor allergische Keesje te doen. “Nee mama, ik mag geen pindakaas op brood, want daar kan Keesje heel ziek van worden!” In gedachten hoor ik moeder of vader al verontwaardigd reageren: “Nou, hoezo? Laat Keesje dan zelf geen pindakaas nemen of beter uitkijken! Jij mag eten wat je wilt en niemand bepaalt hier wat jij op je brood doet! Zijn ze nou helemaal gek geworden!”
Zo reageren we in deze maatschappij vaak op elkaar. Op elkaars eigenaardigheden en gevoeligheden. Terwijl de wereld zoveel mooier wordt als we rekening houden met elkaar.
Ik ben het helemaal met Maria eens. Wat een schitterende metafoor.
Je moet wel zelf uit een gelovig nest komen om deze vergelijking zo zuiver, zo gedetailleerd en met zoveel inzicht in het denken van de gelovige te kunnen maken. De vanzelfsprekendheid van het geloof, de onwrikbare overtuiging van het ‘Ware Geloof’ te hebben, de belevingswereld van de gelovige, het onvermogen om de wereld vanuit een ander perspectief te bekijken, de kinderlijke, om niet te zeggen infantiele naïveteit die zovele gelovigen kenmerkt als het om hun geloof gaat…
Alles komt subtiel, maar haarscherp aan de orde. Petje af!
Alleen jammer dat je de andere kant van de Januskop die het geloof draagt niet laat zien. Of heb ik iets gemist?
Met bewondering en waardering
Edward
Dank je wel, Edward, voor je waardering en inzichten. 🙂
Welke andere kant van de Januskop die het geloof draagt bedoel je precies? Kan je een voorbeeld geven?
Inge,
Jouw Gerda ziet de vriendelijke kant van het masker.
“Ik geloof dat Hij echt bestaat en dat Hij alles wat Hij heeft, schenkt aan de wereld. Als symbool voor Zijn liefde gebruik ik pepernoten (…)” laat je haar zeggen. M.a.w. “God is liefde”.
Haar geloof geeft haar ook gevoelens van zekerheid, troost, veiligheid en geborgenheid. Allemaal positieve aspecten van het geloof.
Maar het masker is een januskop en heeft dus ook een andere kant.
Die is niet mooi en wat ik hierover te zeggen heb is niet leuk om aan te horen. Het is als een kiezelsteen in een feestelijke taartpunt, als een grote kei die in het verstilde onderwaterlandschap van een met liefde en aandacht ingerichte en onderhouden vijver gegooid wordt, als een jankende dissonant in het zo zorgvuldig gecomponeerde muziekstuk dat jouw webstek is. Dus ik aarzel.
Maar je hebt erom gevraagd en misschien, heel misschien, helpt het een enkele twijfelaar om zijn schuldgevoelens en latente angsten te overwinnen dus ik zal een paar voorbeeldjes geven.
Ik beperk me tot een paar kleine, veel voorkomende en relatief onschuldige situaties, die niettemin een verschrikkelijke impact kunnen hebben op de levens van de betrokkenen:
Denk aan het isolement de beperkingen op het gebied van sociale, maatschappelijke en soms zelfs intellectuele ontwikkeling ontwikkeling van het individu, en dan met name de vrouw.
Denk aan de stille angsten die zo veel gelovige kinderen voelen als zij alleen in hun bedje liggen met spookbeelden van god en de duivel in de duistere stilte van hun kamertje.
Denk aan een liefdevol gelovig gezin en het emotionele spagaat waarin het terechtkomt als één lid het geloof verliest. Ouderliefde enerzijds angst voor de eeuwige verdoemenis die dat kind te wachten staat anderzijds en ze staan machteloos.
Denk aan de schrik van een gelovig ouderpaar als hun zoon aankondigt te gaan trouwen… met een man.
Ik laat het hierbij, maar met jouw toestemming wil ik graag eens dieper ingaan op deze negatieve effecten, ook in het grotere verband van de samenleving en de ontwikkeling van de beschaving in het algemeen, over moraal, ethiek, het geweten en de misverstanden die daarover bestaan.
Edward