Gastblog van Mirjam van der Hart:
Al op jonge leeftijd werd ik door mijn ouders onderwezen over de onderdrukte christenen ‘achter het ijzeren gordijn’. Er bestonden toen ook al christenen op deze wereld die genoodzaakt waren hun religie stiekem te beleven. Met gevaar voor hun leven. Hun samenkomsten vonden plaats in het geheim, zo werd mij verteld. Iedere dag werd aan tafel gebeden voor de onderdrukte broeders en zusters over de grens, ergens in het oosten.
Dikwijls werd ons kinderen een vraag voorgehouden:
“Wat doe je als je met de dood wordt bedreigd omwille van het geloof. Ga je dan je geloof verloochenen, zoals de discipel Petrus. Ga je jezelf proberen te redden door te liegen? Of ga je vol overtuiging je geloof belijden.. met het mes op de keel? Wil je sterven als christen.. als martelaar? Heb je dat over voor de waarheid en voor het behoud van je ziel?”
Als jong gevoelig kind nam ik deze vraag heel serieus. Mijn creatieve geest had geen moeite om zich een noodsituatie in te beelden, waarbij ik door de vijanden werd ondervraagd over mijn geloof. Ik verplaatste mij in de onveilige wereld van de onderdrukte christenen en stelde me koude gevangenissen voor.. verhongering.. marteling..
Vroeg me af hoe lang ik het zou volhouden om mijn geloof vóór mijn leven te stellen. Zou een vijand mij kunnen breken? Zou ik een list verzinnen om mijzelf vrij te pleiten. Kon ik een zingende martelaar zijn, zoals de Katharen? Die liepen psalmen zingend het vuur in. Met deze beelden viel ik vaak in slaap.. hoe oud was ik? Misschien 7 of 8 jaar.
Vooral als ik weer eens vergeten was om mijn avondgebedje op te zeggen, op mijn knieën voor mijn bed. Dan dacht ik vanuit schuldgevoel des te harder aan dit soort dingen. Eigenlijk wilde ik wel even terug mn bed uit om het alsnog te doen, maar ik lag al zo lekker. Zo’n zwakke christen was ik dus. Te beroerd om fatsoenlijk te bidden voor mijn bed. In bed bidden was niet goed genoeg. Dat ging God vast niet horen. En als ik het soms wél deed was het een gebed van niks. Ik had nooit iets te melden, daar aan God in de hoge hemel.
Na het voortgezet onderwijs koos ik een school waar ik te maken kreeg met normale mensen. Laten we zeggen.. een gemiddelde afspiegeling van de maatschappij. Mijn medescholieren legden mij dikwijls het vuur aan de schenen over mijn gereformeerde opvoeding . En jahoor.. ik werd een soort ‘martelaar’. Ik boog niet, maar verdedigde mijn overtuigingen. Lag daardoor volledig buiten het groepsproces. Een buitenbeentje.. dat was ik. Ik werd niet als Petrus die zijn meester verloochende en er kraaide dus ook geen haan. God kon trots op me zijn. Het fundamentalisme was op mijn 17e al diep ingesleten in mijn brein. Als geprogrammeerd christelijk schaap dacht ik op deze wijze te moeten leven. Iedere dag met buikpijn naar school en doodmoe van de stress. En thuis ouders die me met geheven vinger keer op keer waarschuwden voor de vreselijke gevaren van de wereld. Ik was tenslotte een kind met een gedoopt voorhoofd. Wel óp deze wereld maar niet ván deze wereld.
Als Ger. Gem. meisje had ik werkelijk geen idee wat zich allemaal afspeelde in het normale leven. Iedereen buiten mijn geloofsgroep was onbetrouwbaar en gedoemd om naar de hel te gaan. Dat werd mij dagelijks ingepeperd en dat werd zondags nog eens dunnetjes bevestigd door de dominee. Als speelbal van mijn geloofsgenoten en ouders kon men mij alles wijsmaken. Ik had geen eigen wil, zwakke grenzen en een totaal gebrek aan kennis van de maatschappij.
Nu, op mijn 47e en al zoveel jaren geen lid meer van deze kerk, begrijp ik steeds beter hoe hersenspoeling en indoctrinatie werkt. Hoe maak je van een kind een martelaar? Hoe maak je mensen murw en gek in hun hoofd met zieke beelden? Hoe krijg je een jonge man zover dat hij een bomgordel aandoet voor zijn ‘Allah’.. ? Door kinderen van jongs af aan te trainen met dit soort beelden. Dat sterven voor je religie het mooiste is wat je kunt doen. Nooit buigen voor de ongelovige vijand. Maar met het hoofd omhoog je geloof belijden en als het moet .. sterven. Met daarna uiteraard een prachtige eeuwigheid. Want alleen een ware gelovige zal zijn leven willen geven voor God!!
©Mirjam van der Hart
30-08-2017
Ik herken het stukje: Zou mijn geloof genoeg zijn voor het martelaarschap?
Dezelfde leeftijd tot ca.10 jaar.
Geschiedenis heeft me altijd geboeid, ik heb me altijd vereenzelvigd met de helden van hun tijd.
Maar dan vanuit de voorbeelden van de vervolgingen en inquisitie een periode later dan de katharen. Dichterbij en rechtstreeks uit de geschiedenis van Holland en de aanleidingen tot de beeldenstormen, de reformatie.
Vaak branden meegemaakt in ons dorp, vaak me gebrand aan de kachel en bij het gasfornuis was ik als de dood voor vuur.
Zou ik kunnen kiezen voor het korte vuur op de brandstapel om het eeuwige hellevuur te kunnen voorkomen?
Een enorme tweespalt in mijn binnenste.
Bidden deed ik heel bewust op mijn eigen manier met mijn eigen woorden.
Meestal kwam het erop neer: Vergeef me mijn ongeloof, want verder had ik heel weinig op te biechten, want ik vond mezelf helemaal niet zo’n verkeerd meisje.