Thomas d’Ansembourg in zijn boek ‘Stop met aardig zijn’:
“Het inzicht dat mijn relaties lang werden geleid door angst trof me diep: angst voor wat de ander denkt en voor wat hij niet denkt, angst voor wat hij zegt en voor wat hij niet zegt, angst voor een teveel aan woorden, angst voor een te lange stilte, angst om liefde tekort te komen, angst om teveel liefde te krijgen, angst om te spreken, te zwijgen, alleen te zijn, een relatie te beginnen, niets te doen te hebben, teveel werk te hebben, angst om te behagen, angst om niet te behagen en angst om te verleiden… Grote genade! Hoeveel energie stopte ik niet in het bestrijden van deze angsten!
Het duurde lang voordat ik besefte dat ik alle energie die door angst in beslag werd genomen niet meer kon inzetten om te handelen, creatief te zijn en om eenvoudigweg te leven. Ik was min of meer verstijfd door angst niet meer in beweging en in ontwikkeling. Ik leefde niet meer. Het was alsof ik bevroren was door angst. Meestal viel ik met mijn angst samen, spaarzaam afgewisseld door momenten van vertrouwen en creativiteit.
Ik herinner me een bepaalde zitting van mijn psychoanalyse nog heel goed, waarin dit ‘functioneren’ (als je dit disfunctioneren nog zo kunt noemen) in alle hevigheid tot me doordrong. Alle kleine angsten die zich in de loop van de jaren hadden opgestapeld vormden samen één woekerend kankergezwel. Ik had ze in al die jaren van psychotherapie netjes één voor één onder de loep genomen: ‘Ik ben bang voor dit, maak me zorgen om dat en dit verontrust me.’ Los van elkaar beschouwd leken ze goedaardig, onschuldig en toevallig.
Als door de bliksem getroffen besefte ik dat de verschillende angsten één geheel, een woekerende entiteit, één vlechtwerk vormden. Het was alsof mijn bewuste doorbrak in de duisternis van mijn onbewuste, mogelijk gemaakt door de therapie. In één ogenblik werd me duidelijk dat al die angsten niet toevallig of incidenteel waren, maar structureel.
Dat wil zeggen, ze weerspiegelden mijn daadwerkelijke functioneren. In één ogenblik besefte ik dat ik in levensgevaar verkeerde. Niet in een direct lichamelijk, maar in een psychisch levensgevaar. Het gevaar om a nice dead person te worden, zoals Marshall Rosenberg dat noemt. Een aardige dode, beleefd glimlachend, maar van binnen dood. Gedood door angsten. Dit besef maakte mijn overlevingsinstinct wakker: ik móest dingen veranderen, met spoed de angst achter me laten en omschakelen naar vertrouwen.
Moe van het bang zijn, wilde ik het vertrouwen uitproberen. Dat was nieuw: vertrouwen was onbekend en riep daarom angst op! Jammer dan, deze keer had ik er genoeg van! Ik zette in op vertrouwen, ik rekende erop en bracht al mijn inwendige stemmen tot bedaren die herrie schopten en protesteerden: ‘Let op, het loopt verkeerd af, kijk uit’ en ik bleef tegen mezelf zeggen: ‘Heb vertrouwen. Wat heb je te verliezen. Angst is niet bevredigend en in het ergste geval zal het hebben van vertrouwen evenmin bevredigend zijn. Je hebt dus niets te verliezen. In dit verkrampte leven sterf ik van verveling.’
Dat is één van de uitdagingen in ons leven: Ofwel we blijven bij het bekende dat zwaar op ons drukt of ons zelfs kwelt, maar dat geruststellend is omdat het vertrouwd is, zoals een oude jas of een oude spijkerbroek. Ofwel we schakelen om naar het onbekende dat oneindig plezieriger en oneindig rijker is, maar dat een wending en een verandering vereist.
O, veranderen! Niet langer meer hetzelfde doen, niet meer hetzelfde zeggen of hetzelfde denken. Iets nieuws gaan doen, iets nieuws gaan zeggen en op een andere manier gaan denken of gaan bidden! Als ik niet verander, sterf ik. Als ik me niet verjong, sterf ik. Christian Bobin geeft deze angst voor het onbekende als volgt weer:
Drie woorden wekken koorts op. Drie woorden kluisteren je aan je bed: je leven veranderen. Dat is het doel. Het is duidelijk en eenvoudig. Maar de weg die naar het doel leidt, zie je niet. Je staat niet voor een probleem, je zit er midden in. Vaak ben je zelf het probleem. Je zou graag een nieuw leven willen hebben, maar de wil, dat een deel is van het oude leven, heeft geen enkele kracht. Je bent als een kind dat in zijn linkerhand een knikker vasthoudt en die pas laat gaan als hij zeker weet dat zijn rechterhand het ruilmiddel heeft ontvangen: je zou graag een nieuw leven willen, zonder het oude te verliezen, zonder het moment van de wending te kennen en het ogenblik van de lege hand.
Zodra ik besloten had naar vertrouwen om te schakelen, veranderde al mijn energie. Om het nauwkeuriger te zeggen: alle energie die ik voorheen stak in het vechten tegen mijn angsten en het beheersen ervan, kon ik nu aanwenden voor verandering en het verwelkomen van het nieuwe. Daarna is in enkele jaren mijn professionele – en gevoelsleven radicaal veranderd en vervult mijn leven me nu meer dan ik had verwacht. In twee of drie jaar ben ik meer gegroeid dan in 35 jaar.
Ik ben nu vaak vervuld van een gevoel dat je ook bij het zeilen kunt hebben: de boot ligt met gekielde zeilen klotsend in het water, waardoor je een beetje zeeziek wordt. Dan gaat het waaien en komt de wind in de zeilen. De boot gaat schuin staan, richt zich naar de wind en vaart met gebolde zeilen weg met het steven in de richting van het ruime sop. Ik leef nu meestal vanuit dit gevoel van meegenomen en meegevoerd worden.”
©Thomas d’Ansembourg