Gastblog van Thomas Nieuwenhoorn
Oudenhoorn, winter 1960 – 1961
Het sneeuwt en ik zit bij het raam van de woonkamer. Aan de andere kant van de straat zit een man in een klein huisje, een noodwoninkje. Ik zie hem naar buiten kijken, hij zit daar elke avond. Overdag werkt hij, samen met andere mannen aan het nieuwe huis dat tegenover ons wordt gebouwd. Het lijkt er een beetje op dat hij de nieuwbouw bewaakt.
“Hij vertrouwt zeker geen protestanten” zegt mijn moeder, en knikt een beetje meewarig in de richting van het raam. Dat zal het zijn, denk ik want die nieuwe mensen aan de overkant, dat zijn katholieken. Die komen zomaar hier wonen en nog wel recht tegenover ons! En katholieken, die waren nog slechter dan heidenen, had m’n vader verteld. Een heiden, nou die wist gewoon niks van het geloof, maar een katholiek wel. Maar die geloofde verkeerd, niet zoals wij. Ze geloofden in Maria en een voorportaal van de hel, het vagevuur. En heel lang geleden hebben ze ons protestanten op de brandstapel gezet.
Ik kende de verhalen en nog meer de afschuwelijke plaatjes van vastgebonden mensen op een brandstapel.
En nu zat ie daar gewoon naar mij te kijken, vreselijk angstig eigenlijk.
Toen het huis eenmaal bewoond werd bleken de nieuwe buren wel mee te vallen. De vader van het gezin is vaak weg maar de moeder is altijd thuis en heel vriendelijk. Ze hebben alleen dochters, waarvan er eentje ongeveer mijn leeftijd heeft, Anja. Om dat mijn vader ook vaak weg was, speel ik vaak met haar. En als ik bij haar binnen kom is het altijd heel gezellig, haar moeder houdt in een oogwenk de koekjestrommel voor mijn neus en ze doet enthousiast mee met onze spelletjes en fantasieën. Anja en ik, we zijn dikke vrienden.
Maar ’s avonds lig ik vaak wakker, ik pieker en weet me geen raad, want deze vriendelijke mensen gaan naar de hel! “Ze gaan” volgens mijn vader “met een ingebeelde hemel naar de hel”. Daar snap ik niks van en denk verder door, aan oom Ton, die kennelijk teveel drinkt en is gescheiden. Die aardige man gaat het ook niet redden volgens mijn vader. En ik zie aan hem dat het hem verdriet doet, hij is er niet triomfantelijk over. Integendeel, later vertelt hij me dat hij zelf ook onzeker was over zijn eigen lot en dat hij een zware verantwoordelijkheid op zich heeft rusten om te voorkomen dat wij zijn kinderen daar uiteindelijk zullen belanden.
Ik snap er niets van, waarom moeten gewoon vriendelijke mensen naar de hel? Mijn eerste serieuze confrontatie met het geloof is geboren. In mei 1961 verhuizen we naar Papendrecht en ik kom voorlopig geen katholieken meer tegen.
Zuidland, september 1992
“Pap, jij gaat naar de hel!”
Shit ik ben betrapt. Zojuist had ik mijn auto geparkeerd achter onze woonboerderij. Na een week of twee kom ik langs om wat spullen te halen, kleding, boeken en muziek, cassettebandjes. We zijn nog niet officieel uit elkaar, maar bij mijn vorige bezoek heeft Aukje mij letterlijk het huis uitgeslagen. Ik woon nu een tijdje in Berkel en Rodenrijs, in een huis van een medewerker van een multinational die met zijn gezin in het buitenland zit. Er zijn bureaus gespecialiseerd in het vinden van dit soort woonruimtes, als je maar betaalt. En dat doet mijn werkgever wel voor mij, nog wel…
Aukje is er niet, ze zit misschien bij haar moeder, die aan de voorkant van de boerderij woont.
Maar m’n zoontje Mart is er wel en speelde in de achtertuin. Maar die is zo groot, dat ik hem niet zag.
Hij kijkt me ernstig aan, met zijn donkere haren en dito brilletje. Wat komt dít hard aan. En ik weet niet goed wat ik zo erg vind; dat hij denkt dat ik naar de hel ga of dat er mensen in zijn omgeving zijn die hem dat verteld hebben. Ik weet dan ook niet wat ik zeggen moet, geef hem een aai en een snelle kus, sprint naar de auto en rijd weg, zonder nog naar hem te kijken. Nu zag ik ook niet zo veel, want mijn ogen waren nat van de tranen.
Ridderkerk, mei 2016
Mart en ik zitten op een terrasje. We zien elkaar iedere paar weken en hebben vrijwel dagelijks contact. Dat is ook niet zo moeilijk meer in een wereld van WhatsApp, Skype etc. Mart is uitgegroeid tot een zelfbewuste 26-jarige man. We praten nog na over zijn zaak, een vrije tijds act, waarin hij al zijn creativiteit kwijt kon. In juli opent de zaak en alles ligt op planning. De zon schittert in zijn krullen ( hij zal er wat ingesmeerd hebben, denk ik ) en hij kijkt me vrolijk aan door zijn trendy brilletje. Gelukkig ben ik mijn schuldgevoel kwijt, maar dat heeft heel lang geduurd. We kunnen als vader en zoon goed met elkaar praten, hebben dezelfde humor en gedachtekronkels. Toch zijn er verschillen, Ik ben een agnost en Mart is een welhaast militante atheïst geworden. Hij kan het niet laten om af en toe ook eens zijn opvattingen op Facebook te zetten of in familiekring te spuien. Ik vind het prachtig, zijn moeder minder.
We hebben het er vanmiddag weer eens over, hoe hij en ik om zijn gegaan met het geloof. Welke invloed het had en heeft op onze levens. We moeten vrolijk lachen als we herinneringen ophalen aan de tijd dat hij als 10-jarig jongetje solo zong in de kerk, overigens net als zijn oudere zusje Hannah en Aukje en ik. Het was toen al een jongen die publiek zocht voor zijn optreden. Dat is nu eigenlijk niet anders met zijn nieuwe zaak. Maar door het geloof heeft hij een dikke streep gezet. Ik ben er trots op dat hij voor zichzelf keuzes maakt en zich niet laat beïnvloeden door de omgeving. Dat was met mij vroeger wel anders!
En ik vind het ronduit lief van hem als ie tegen me zegt “de hel, Pap, dat is wat jij hebt meegemaakt”.
We nemen nog een pilsje en proosten op het leven,
L’ Chaim!
©Thomas Nieuwenhoorn,
Augustus 2016.
Ben je geraakt door deze gastblog? Wil je reageren? Je kunt je reactie plaatsen onder dit bericht (even omlaag scrollen). LET OP: Opbouwende, verbindende en steunende reacties zijn zeer welkom, kritiek en felle discussies worden niet geplaatst of verwijderd. Gastbloggers op Dogma-vrij wordt op deze manier een beschermde omgeving geboden om hun verhaal te vertellen.
Respect voor je verhaal. Blij met je dat je er nu om kan lachen. Maar oh oh wat is het een hel geweest hier doorheen te hebben moeten gaan.
Geloof maakt meer kapot dan je lief is.
Het is erg moedig om je verhaal hier te vertellen en te delen met ons. Heel mooi geschreven ook!
Mooi geschreven, Thomas, en dat schuldgevoel is zo herkenbaar..wat een andere tijd was dat ook, he, ik herken ook zo de knoop in m’n maag vanwege die ongelovigen die eeuwig zouden branden, en de enorme verantwoordleijkheid die je zelf voelde omdat je móest getuigen. Bizar.
Hoop dat je met je dochter ook goed contact hebt!
Wat ook nog kan is met een ingebeelde hel naar de hel…..
Veel gelovigen leven al in een hel, al beseffen ze dat vaak zelf niet.
En heel veel gelovigen creëren een hel als ik de reacties alhier goed interpreteer.
Ik wou het niet hardop zeggen, maar het klopt natuurlijk.
Gelovigen maken het leven tot een hel. Voor zichzelf, voor elkaar, maar vooral voor andersdenkenden.
En dat alles onder de leuze: “God is liefde”.
Met ware wellust heeft de kerk zich geworpen op het creëren van de hel. Dante heeft dat tot zijn meest perverse vorm uitgewerkt. Er mag wel eens gezegd worden, dat het christelijk concept hel absoluut niet bijbels is. In de bijbel wordt enige malen gesproken van Gehenna of het dal van Hinnom, eerder een afvalbelt dan een plaats van eeuwige foltering. Wikipedia heeft er een uitstekend artikel over. Het dal van Hinnom (dicht bij Jeruzalem) is vervloekt omdat er mensenoffers werden gebracht en er lijken verbrand werden,
De hel is idd de sfeer die sommige mensen creëren voor elkaar. Het is nochtans niet zo moeilijk om een hemel maken van het leven. VRIENDSCHAP.
Er zijn natuurlijk tegenslagen in het leven: Ziekte, overlijden van dierbaren enz. Spijtig genoeg liggen veel tegenslagen buiten onze mogelijkheden om ze te voorkomen, maar met veel begrip voor elkaar, lossen we veel problemen op.
Ik kan nu alleen maar blij zijn met hoe Thomas nu kan denken en leven. Maar evenals hij, ik heb geen enkel rancune, maar kwijt raak je het nooit.
Mijn reactie op de HEL vraagt om een pendant HEMEL De hemel, we weten niet waar we die precies moeten zoeken, en zelfs evenmin waar het woord vandaan komt. Christenen maken zich daar niet zo druk om. Als ze daartoe uitverkoren zijn komt dat wel goed, en Christus verdween kennelijk in opwaartse richting. Die zorgeloosheid over het lokaliseren vinden we ook bij anderen. De antieke Grieken hadden met hun Olympus wel een duidelijke plaats voor de woonplaats van de goden. De Romeinen stelden zich die vraag niet eens, ze kenden alle goden een zeer specifieke taak toe, en toen ze de Griekse godenwereld adopteerden, met hernoeming van alle nieuwe goden, mochten die rustig op de Griekse berg blijven wonen, onzichtbaar in de wolken. Waar de toegang tot de onderwereld was, meenden de Romeinen wel te weten, heel exact zelfs: het meer van Avernus, bij Cumae.
Waar komt het concept hemel vandaan? De antieke Grieken hadden een hiernamaals dat als Hades een troosteloze plaats is, bereikbaar via de rivier de Styx, maar voor de weinige uitverkorenen een Elysium. De plaats is totaal niet bepaald, maar de voorstelling lijkt op het Avalon van de Ierse Kelten: de eilanden van de gelukzaligen. De oude Egyptenaren hadden een dodenrijk en ook al een laatste oordeel. Voor de oude Germanen was er voor de uitverkorenen, let wel: alleen wie een roemrijke dood stierf in de slag, het Walhalla, waarheen de walkyren de gevallenen van het slagveld brachten. Je kon er eeuwig eten (à la Obelix) en mede drinken. Dat onbeperkt eten zie je terug bij moslimvrouwen, en o zaligheid: zonder dik te worden. Mede, ik heb er vast een voorschot op genomen, is luxer dan bier, lekkerder dus, en er zullen afhankelijk van de honingsoort vele smaken zijn, maar geef mij maar wijn. Pech had de Germaan pas met een “strodood”, vredig sterven in je ouderdom. Hun voorstelling van de Hades, die ze eveneens hel noemden, komt in grote lijnen overeen met de Griekse.
Vroeger was de hemel gemakkelijk te localiseren. Die was immers boven het uitspansel, het firmament. Toen dit astrologisch beeld het loodje gelegd had, en we wisten dat zo’n uitspansel er helemaal niet was, bleef het idee van de hemel op die plaats onverstoorbaar bestaan.
Het is interessant vast te stellen dat de onzekerheid en de vaagheid over de plaats van de hemel ook bij de oude Egyptenaren te vinden is. Ook daar het concept, dat de godheid oorspronkelijk onder de mensen woont, maar zich terugtrekt als ze opstandig worden en oorlogen gaan voeren. Dan woont God in de hemel, op de grens van het hemeldak, dat de geschapen aarde afschermt van de ongeschapen chaos van de kosmos.
Ik zal niet de enige zijn, die het opgevallen is, dat Jezus aan het kruis niet de hemel belooft aan zijn buurman, maar nee, die zal nog heden met hem in het paradijs zijn. Het paradijs is oorspronkelijk geen godsdienstig concept, maar een prachtig park, al in het Oud-Indisch en Oud-Perzisch, zo komt het ook in het Hooglied voor.
Na de bundeling van diverse mythologieën blijft de voorstelling van de hemel opmerkelijk vaag. Een vast gegeven, dat een erfenis is van de Joodse godsdienst, is dat God er op zijn troon zetelt en koren zijn lof zingen. Het lijkt mij na een paar duizend jaar wel te gaan vervelen, maar dat geldt ook wel voor de behouden zielen nietwaar? Het idee van een eeuwig leven is zo ingebakken, dat men zich in christelijke kring zelden schijnt af te vragen, of het eigenlijk wel zo’n goed idee is.
Toch een zeer gerechtvaardigde vraag.
Heel interessant en leerzaam. Op deze wijze wordt voor mij het kader ook verbreed. Dank je wel, Johan
Fijn dat te lezen, daar is deze site tenslotte voor. De tekst schetst een chaotische situatie, maar dat is inderdaad de situatie waarin het christendom ontstond.